‘Wij hadden Intensive Care liever niet gemaakt,’ schrijven de makers op de
voorlaatste pagina. Intensive Care gaat over rouw, ís rouw. Er zijn twee verkeersslachtoffers te betreuren, een stel dertigers. De zuster van de ene is fotograaf, de beste vriendin van de andere is auteur. Balancerend op de grenzen van de intimiteit – ‘Veel kon
gefotografeerd worden. Meer niet.’ – maakten ze dit boekje. Zo noemden de juryleden het steevast, een boekje.
Terwijl het formaat helemaal niet zo klein is; de toon is klein. Het een boekje noemen, is dus een compliment. Intensive Care is een specimen van de individualisering van onze omgang met de dood. Die ontwikkeling is niet onomstreden, maar daar gaat de jury niet over. De makers hebben geput uit de gereedschapskist van het 21ste-eeuwse boekenmaken. De fotograaf en de auteur wisselen elkaar af, ieder op haar eigen papiersoort. Een aantal van de beeldpagina’s is versmald. Zwitserse brochure, naaigaren in drie kleuren, de omslagtitel gelaserd. En toch: een boekje.
De foto’s roepen een hol, glazig gevoel op. Eén jurylid nam dat de foto’s kwalijk, voor de anderen lag het gewoon aan het neonlicht. ‘Als je dit boekje doorbladert, denk je, hier wil ik helemaal niet wezen.’