Je moet er oog en geduld voor hebben en dit boek niet te snel opzij leggen. De juryleden moesten elkaar in het boek trekken om de opzet te kunnen doorgronden. Wist u bijvoorbeeld dat vogels kunnen tjunen, kieren, giechelen, tzieken, grijsen, gurren, pieteren, kjuken, tjutteren, prietelen, prieuwen, tjinken, schraken, stiegelen? En dit is nog maar een kleine selectie. De auteur is vogelaar en heeft 160 van zijn geobserveerde uren vastgelegd, verdeeld over twaalf maanden. De uren verschuiven per maand over de dag, beginnend vroeg voor zonsopgang en eindigend als het donker wordt. Het concept is een variant op het Middeleeuwse getijdenboek, het liber horarum, zoals bijvoorbeeld Les Très Riches Heures du Duc de Berry. In dit geval gaat het om alleen talige observaties, met een enkele bescheiden pentekening ertussen.
Je ziet een klassiek notitieachtig boekblok, omslag van onbedrukt grijsbord, voorop alleen een preeg met de titel, felrood uithangend leeslint, de rug bevat titel en auteursnaam in foliedruk; binnenin een uur observatie per bladzijde, rustige klassieke typografie, zwartgedrukt met in rood het begin- en eindmoment en alle waarnemingen gerubriceerd. De overgang van maand naar maand wordt aangegeven door een priegelig getekende knotwilg die van winterstand naar zomertooi naar winterstand verandert, en een witpagina. Je zou zeggen: keurig, beetje saai. Maar het boek is knotsgek in zijn consequent doorgevoerde aanpak en uitvoering, waar de klassieke typografie met lange – volgens een jurylid te lange – tekstregels, de zorgvuldige werkwijze, het terughoudende ontwerp naadloos deel van uitmaken. De jury was unaniem enthousiast over dit consequente, meditatieve buitenbeentje.