Een lekker boek, een object waar van alles in te beleven valt, los van de inhoud. Knap dat bij al die duidelijk aanwezige ontwerpbeslissingen toch een stevig totaal ontstaat en de inhoud helder blijft. Dan moet je van goeden huize komen, vond een aantal juryleden, maar voor een enkeling onder ons was het toch te veel vormlust, te veel het boek als gadget.
Er zit hoe dan ook veel structuur in het boek, het meest opvallend zijn de insnijdingen aan de bovenkant, in feite tabs die een hoofdstuk lang worden doorgezet, die in combinatie met de verschillende gekleurde papiersoorten een bijzonder, bijna sculpturaal beeld laten zien.
De omslag bestaat uit dubbel gevouwen papier dat enige stevigheid geeft en bijdraagt aan het prettige gevoel van het boek, puur typografisch is die omslag: vette beige en bruine letters tegen een zwarte achtergrond, de titel vrijelijk afgebroken om tot een mooi beeld te komen, en ja, dan kost het lezen iets meer inspanning. De naam van de architect en de auteur, in een gedempter tint mogen het doen zonder abrupte afbrekingen.
Het binnenwerk is helder ingedeeld, met tussenbladen in primaire kleuren (ook mooi op de snee) en heeft een adequate, rustige typografie die prettig leesbaar is, met fijne, kleine vondsten.
De afbeeldingen door het boek heen zijn zwart-wit, op de eerste acht en de laatste zes pagina’s staan beeldvullende kleurenfoto’s die een ander karakter hebben, meer sfeerbeelden. Zo word je door de ontwerper mee op avontuur genomen.